Belastingplan 2014

De belangrijkste fiscale wijzigingen op een rij

Op 17 september 2013 is het Belastingpakket 2013 gepubliceerd. Hieronder treft u een overzicht aan van de voorstellen die zijn opgenomen in de vier wetsvoorstellen die het pakket omvat, te weten het Belastingplan 2014, Overige fiscale maatregelen 2014, Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit en Wet wijziging percentage belasting- en invorderingsrente. Vrijwel alle maatregelen treden per 1 januari 2014 in werking. Waar dat anders is, hebben wij dat zo veel mogelijk vermeld. Tijdens de parlementaire behandeling kunnen de wetsvoorstellen overigens nog flink wijzigen. Hierna zijn de voorstellen per belastingsoort weergegeven.

Inkomsten- en loonbelasting

Aanpassing tarief eerste schijf

In 2014 ongewijzigd, maar met ingang van 1 januari 2015 verlaagd met 0,29%, met ingang van 1 januari 2016 verhoogd met 0,06% en in 2017 ongewijzigd op niveau 2016.

Aanpassing algemene heffingskorting

Verhoging maximum algemene heffingskorting in een periode van vier jaar met in totaal € 196 (per 1-1-2014 verhoging € 138, per 1-1-2015 verhoging € 83, per 1-1-2016 verhoging € 14, per 1-1-2017 verlaging € 39). Door de eerder (in het Belastingplan 2012) afgesproken verlaging met € 39 per 1 januari 2014 wordt het maximum van de algemene heffingskorting ingaande 2014 verhoogd met € 99 van € 2001 tot € 2100.

Inkomensafhankelijke afbouw algemene heffingskorting met ingang van 1 januari 2014 in drie jaarlijkse stappen voor inkomens beginnend vanaf begin tweede tariefschijf (€ 19.645) tot nihil voor inkomens vanaf circa € 120.000 in 2015 en vanaf circa € 90 000 in 2016. In 2014 geldt een afbouw van 2% van het inkomen uit werk en woning die loopt tot het einde van de derde tariefschijf (€ 55.991).

Aanpassing arbeidskorting

De maximale arbeidskorting wordt in vier jaar in totaal verhoogd met € 836. Voor 2014 bedraagt de verhoging € 374. Voor inkomens hoger dan 225% van het minimumloon wordt de arbeidskorting in drie jaarlijkse stappen verder inkomensafhankelijk afgebouwd. Daardoor zal in 2017 vanaf een inkomen van circa € 110.000 geen recht op arbeidskorting meer bestaan.

Bevriezen belastingschijven IB/LB en heffingskortingen

De inflatiecorrectie in de loon- en inkomstenbelasting blijft -net als in 2013 – achterwege.

Giftenaftrek en ANBI’s

Met betrekking tot de giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt het mogelijk om giften in de vorm van periodieke uitkeringen aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) en verenigingen met ten minste 25 leden voortaan ook te effectueren door middel van een onderhandse akte. Voorheen moesten deze periodieke giften in een notariële akte worden vastgelegd om voor aftrek in aanmerking te komen.
De integriteitsbepaling zoals die geldt ten aanzien van bestuurders van ANBI’s wordt uitgebreid. Expliciet wordt bepaald dat ook een onherroepelijke veroordeling wegens het opzettelijk plegen van een misdrijf waardoor de veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, kan leiden tot weigering dan wel ontneming van de ANBI-status.
De multiplier voor de giftenaftrek wordt met een jaar verlengd, zowel voor de inkomstenbelasting als voor de vennootschapsbelasting. De multiplier houdt in dat giften aan een culturele ANBI worden verhoogd met 25% voor de inkomstenbelasting en 50% voor de vennootschapsbelasting. De maatregel loopt nu af op 1 januari 2018 in plaats van 1 januari 2017.

Aanpak constructies afgezonderd particulier vermogen (APV)

Constructies waarbij gebruik wordt gemaakt van een afgezonderd particulier vermogen (APV) worden aangepakt. De eerste constructie betreft de inbreng van een aanmerkelijk belang (ab) in een beleggingsvennootschap in een APV. Vervolgens wordt er voor gezorgd dat het APV onderworpen wordt aan een regulier tarief, waardoor het ab niet langer wordt toegerekend aan de inbrenger (toerekeningsstop). Hierdoor zou mogelijk de ab-claim verloren gaan. Dergelijke constructies worden onmogelijk gemaakt door het niet langer toerekenen van de aandelen aan de inbrenger als fictieve vervreemding aan te merken. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat door middel van deze fictieve vervreemding eventuele ab-verliezen kunnen worden geconstrueerd. Tevens wordt niet langer uitstel van betaling verleend indien in geval van emigratie een conserverende aanslag is opgelegd en zich een toerekeningsstop voordoet.
De tweede constructie heeft betrekking op structuren waarbij wordt ingespeeld op de toerekeningsstop teneinde de verbondenheid tussen de rentebetalende en de renteontvangende lichamen op kunstmatige wijze te verbreken. Hiermee kan worden bewerkstelligd dat de renteaftrekbeperking bij winstdrainage niet langer van toepassing is. Er wordt nu geregeld dat dit effect niet langer kan optreden door de toerekeningsstop niet meer te laten doorwerken naar de bepaling tegen winstdrainage.

Herziening keuzeregeling buitenlandse belastingplichtigen

De keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen maakt onder bepaalde voorwaarden mogelijk dat buitenlandse belastingplichtigen wat betreft hun persoonlijke en gezinssituatie gelijk kunnen worden behandeld aan binnenlandse belastingplichtigen. Deze regeling in de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt per 1 januari 2015 afgeschaft en vervangen door een 90%-regeling. Dat betekent dat voortaan alleen buitenlandse belastingplichtigen die ten minste 90% van hun inkomen in Nederland verdienen in aanmerking komen voor persoonlijke aftrekposten, waartoe ook de hypotheekrenteaftrek behoort. Hiermee volgt Nederland voortaan precies de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Voor zover in het woonland recht op de aftrekpost bestaat, vervalt in Nederland de aftrekmogelijkheid. De regeling wordt verder ingeperkt doordat deze in principe alleen nog voor de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, Zwitserland en de BES-eilanden geldt. Wel houdt de regering de mogelijkheid open om bij algemene maatregel van bestuur ook andere buitenlandse belastingplichtigen, bijvoorbeeld met een klein wereldinkomen, als kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen aan te merken. Daarnaast blijven de specifieke regelingen voor Curaçao, St. Maarten en Aruba en Suriname geldig. Inwoners van (andere) verdragslanden hebben – anders dan nu voor de keuzeregeling – geen recht meer op de faciliteit.
In de nieuwe regeling worden bij kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen alleen inkomsten uit Nederland belast. Bijgevolg komen onder andere het progressievoorbehoud, de terugploegregeling en de inhaalregeling te vervallen. Daarnaast verdwijnt het keuze-element van de huidige regeling: voortaan kwalificeert een buitenlandse belastingplichtige wel of niet voor de regeling. Bezien zal voorts worden of aanvullende regelgeving nodig is voor migrerende binnenlandse belastingplichtigen die voor of na migratie geen belastingplichtige zijn. Er geldt geen overgangsrecht.

Overgangsregeling werkkostenregeling

De overgangsregeling met betrekking tot de werkkostenregeling van de loonbelasting wordt gecontinueerd tot en met 2014. Per 1 januari 2015 wordt toepassing van de werkkostenregeling voor alle inhoudingsplichtigen verplicht gesteld.

Stamrechten (goudenhanddrukstamrechten) – Fiscale stimulering vrijval stamrechten

De eis dat alle op 1 januari 2014 bestaande, onder de stamrechtvrijstelling vallende, stamrechten in periodieke termijnen moeten worden uitgekeerd, vervalt. Deze bestaande stamrechten kunnen daardoor, zonder heffing van revisierente, ineens worden uitgekeerd (men kan daarvoor kiezen, maar is daartoe niet verplicht). Het maakt niet uit of het stamrecht is ondergebracht in een stamrecht-bv of bij een bank, een beleggingsinstelling of een verzekeraar. De uitkering ineens wordt vervolgens bij belastingplichtige in haar geheel in box 1 in de heffing van de inkomstenbelasting betrokken. Om belastingplichtigen een impuls te geven om tot uitkering over te gaan, wordt voorgesteld dat als de aanspraak in 2014 ineens wordt uitgekeerd slechts 80% van de uitkering in de heffing wordt betrokken.
– Beëindiging fiscale facilitering voor nieuwe gevallen

Voor nieuwe stamrechten wordt per 1 januari 2014 de stamrechtvrijstelling afgeschaft. Die afschaffing heeft tot gevolg dat vanaf 1 januari 2014 ontvangen vergoedingen ter vervanging van gederfd of te derven loon in het jaar van ontvangst volledig in box 1 in de heffing worden betrokken.

Verlengen werkgeversheffing hoge inkomens

De pseudo-eindheffing voor hoog loon, een heffing van 16% over het loon van een werknemer voor zover dat loon een bedrag van€ 150.000 overstijgt, wordt met één jaar verlengd. Dat betekent dat werkgevers ook in het jaar 2014 de pseudo-eindheffing voor hoog loon moeten afdragen. Daarbij wordt de pseudo-eindheffing voor hoog loon voor het jaar 2014 berekend over het loon waarover in het kalenderjaar 2013 loonbelasting is geheven.

Beperking fiscale innovatieregelingen

Het budget van de regeling Research en Development Aftrek (RDA) wordt met € 138 miljoen teruggebracht (het voorlopige percentage van de RDA bedraagt in 2014 circa 60% ten opzichte van 54% in 2013). De overige € 30 miljoen taakstelling wordt gerealiseerd door een structurele korting op de energie-investeringsaftrek (EIA), milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) van€ 10 miljoen per regeling. Met betrekking tot de S&O-afdrachtvermindering wordt de eerste schijf verlengd van € 200.000 naar € 250.000. Hierdoor is het hoge percentage van de S&O-afdrachtvermindering van toepassing op een groter deel van de loonkosten van S&O. Het tarief in de eerste schijf wordt verlaagd van 38% naar 35%. Het beschikbare budget voor de S&O-afdrachtvermindering in 2014 bedraagt € 756 miljoen. Voorgesteld wordt om iedere S&O-inhoudingsplichtige de mogelijkheid te bieden om een S&O-verklaring voor een periode langer dan zes maanden, met een maximum van een geheel kalenderjaar, aan te vragen. Om de verzilveringsmogelijkheden zo veel mogelijk te verhogen, wordt voorgesteld toe te staan dat inhoudingsplichtigen de S&O-afdrachtvermindering – die niet verzilverd kon worden in de periode waarop de S&O-verklaring ziet – kunnen verrekenen in andere aangiftetijdvakken die eindigen in het kalenderjaar waarop de S&O-verklaring ziet.

Aanpassingen EIA, MIA en Vamil

Voortaan komen ook bedrijfsmatige verhuurders van woonruimte voor het saneren van asbest in combinatie met het plaatsen van zonnepanelen in aanmerking voor de milieuinvesteringsaftrek (MIA). Momenteel staat deze faciliteit niet open voor investeringen in ruimten die dienen voor bewoning.
De drempelbedragen voor de energie investeringsaftrek (EIA), MIA en Vamil worden verhoogd naar € 2500. Daarnaast is het kabinet voornemens mogelijke integratie van de MIA en de Vamil te onderzoeken. Gelet op de samenhang tussen de EIA, MIA en Vamil wordt thans ook aan de EIA een horizonbepaling gekoppeld. Deze drie regelingen zullen voor 1 januari 2019 geëvalueerd worden voor de beslissing deze regelingen per genoemde datum te continueren of te laten vervallen.

Afschaffing afdrachtvermindering onderwijs

De afdrachtvermindering onderwijs wordt met ingang van 1 januari 2014 afgeschaft en vervangen door een beter te richten subsidieregeling voor leerwerktrajecten. Deze regeling zal vallen onder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Toeslagen

Indien een toeslaggerechtigde overlijdt, wordt diens toetsingsinkomen in het jaar van overlijden tijdsevenredig herleid tot een jaarinkomen. Aldus wordt voorkomen dat een overledene met normaliter een hoog toetsingsinkomen, in het jaar van overlijden (postuum) aanspraak kan maken op diverse toeslagen. Herleiding kan soms ongunstig uitpakken, zodat erfgenamen alsnog onverwachts geconfronteerd worden met de terugvordering van eerder ten behoeve van de overledene uitgekeerde toeslagen. Voor partners wordt deze tijdsevenredige herrekening in alle gevallen daarom reeds achterwege gelaten. Om de ongewenste gevolgen van tijdsevenredige herrekening ook voor gevallen van een overledene zonder partner te mitigeren, wordt een keuzeregeling ingevoerd. In voorkomende gevallen kunnen erfgenamen verzoeken om als toetsingsinkomen het inkomen in het jaar voor het overlijdensjaar te hanteren.

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

Voor de heffing van inkomstenbelasting en de toekenning van toeslagen worden samenwonenden in samengestelde gezinnen als partners aangemerkt. Vanwege onbedoelde negatieve inkomenseffecten, wordt deze regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 beperkt tot meerderjarigen. De aanvraag van een toeslag moet als regel vóór 1 september na afloop van het jaar waarop deze betrekking heeft plaatsvinden. Deze termijn wordt verlengd tot de datum waarop aan belanghebbende, zijn partner of medebewoner uitstel is verleend voor het doen van aangifte inkomstenbelasting. In geval van medebewoners geldt deze termijnverlenging voortaan alleen nog indien de draagkracht van de medebewoner in aanmerking wordt genomen bij de hoogte van de toeslag van belanghebbende.

Vennootschapsbelasting

Fiscale beleggingsinstelling

Een fiscale beleggingsinstelling (fbi) mag voortaan bijkomstige activiteiten verrichten die dienstbaar zijn aan de exploitatie van door haar of een verbonden lichaam gehouden onroerende zaken, mits die activiteiten worden ondergebracht in een afzonderlijke, normaal belaste dochtervennootschap. De waarde van de aandelen in de dochtermaatschappij(en) mag echter niet meer bedragen dan 15% van het eigen vermogen van de fbi. Bovendien mag de omzet uit de bijkomstige werkzaamheden per beleggingsobject niet meer bedragen dan 25% van de beleggingsopbrengst uit een beleggingsobject. Ten slotte moet de belaste dochtervennootschap geheel met eigen vermogen worden gefinancierd.

Vrijgestelde beleggingsinstellingen

In het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi) worden met terugwerkende kracht tot 22 juli 2013 enkele wijzigingen doorgevoerd om te voorkomen dat de per die datum geïmplementeerde AIFM-richtlijn invloed zou hebben op de toepassing van het vbi-regime.

Giftenaftrek

De multiplier voor de giftenaftrek wordt met een jaar verlengd tot 2017. De multiplier bedraagt in de vennootschapsbelasting 1,50 en is van toepassing op giften aan culturele instellingen.

Schenk- en erfbelasting

Verruimen vrijstelling schenkbelasting

Voor de schenkbelasting geldt een eenmalig verhoogde vrijstelling van € 51.407 voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar, mits de schenking verband houdt met de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning dan wel voor de aflossing van de eigenwoningschuld van het kind. De hoogte van de vrijstelling wordt tijdelijk (namelijk van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015) verruimd van het huidige bedrag van de vrijstelling van € 51.407 tot € 100.000. Voorts vervalt eveneens tijdelijk (voor dezelfde periode) de beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar. Bovendien wordt de reeds bestaande vrijstelling met ingang van 1 oktober 2013 zodanig uitgebreid dat ook een schenking die is bestemd voor de aflossing van een restschuld onder de faciliteit wordt gebracht. Deze laatste verruiming is niet tijdelijk van aard maar structureel.

Erfbelasting

Er vindt een formalisering plaats van de lagere waarde voor serviceflats voor toepassing van de erfbelasting. Voor de waardering van serviceflats mag worden aangesloten bij de waarde in het economische verkeer in plaats van de WOZ-waarde, die normaliter voor de waardering van woningen geldt. De waarde in het economische verkeer van serviceflats is doorgaans lager dan de WOZ-waarde vanwege de verplichting tot betaling van servicekosten waartegenover persoonlijke dienstverlening staat. Over de jaren 2010 tot en met 2013 was dit reeds geregeld in de vorm van tegemoetkomende beleidsbesluiten.

Algemene wet inzake rijksbelastingen en Invorderingswet

Vergoedingsrechten

De fiscale behandeling van zogenoemde vergoedingsrechten wordt wettelijk geregeld conform eerdere besluiten. Vergoedingsrechten kunnen ontstaan als de ene echtgenoot een vermogensbestanddeel verkrijgt ten koste van het vermogen van de andere echtgenoot. De wettelijke regeling heeft tot gevolg dat voor de echtgenoot met het vergoedingsrecht geen fiscaal relevant belang bij het onderliggende goed ontstaat. De fiscale behandeling van de vergoedingsrechten zelf wordt niet nader geregeld, maar verloopt volgens de bestaande systematiek van de verschillende heffingswetten.

Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente

Op 1 januari 2013 is de belastingrente in de plaats gekomen van de heffingsrente. Voor wat betreft de hoogte van het rentepercentage sluit de belastingrenteregeling aan bij de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, welke momenteel 3% bedraagt. Het kabinet heeft echter vanuit budgettaire overwegingen besloten om per 1 januari 2014 voor de renteberekening over (voorlopige) aanslagen vennootschapsbelasting aansluiting te zoeken bij de wettelijke rente voor handelstransacties, met een minimum van 8%. Deze wettelijke rente bedraagt momenteel 8,5%. Voor de overige belastingmiddelen die onder de reikwijdte van de belastingrenteregeling vallen, zoals de inkomstenbelasting, de loonbelasting, de schenk- en erfbelasting, de overdrachtsbelasting en de omzetbelasting, blijft de koppeling aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties behouden, zij het dat een minimumpercentage van 4% gaat gelden. Hetzelfde geldt voor de invorderingsrente. De wetgever heeft wel voorzien in overgangsrecht. Voor zover belastingrente of invorderingsrente wordt berekend over periodes vóór 1 april 2014 blijven namelijk de op 31 december 2013 geldende rentepercentages van toepassing.

Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit

Deze wet bevat maatregelen ter bestrijding van fraude met toeslagen en belastingfraude.

Toezicht

Voor toeslagaanvragen met een verhoogd frauderisico geldt een langere beslistermijn om extra controle mogelijk te maken. – Bij onvoldoende informatie over de aanvrager wordt geen voorschot op de toeslag verleend. – Bij twijfel over het adres van de aanvrager wordt de uitbetaling van de toeslag opgeschort. – Aanvragers aan wie de afgelopen vijf jaar een vergrijpboete is opgelegd, komen niet of beperkt in aanmerking voor een voorschot.

Beboeting/strafbaarstelling

Voor toeslagen geldt dat, behalve de pleger en medepleger, ook de doen-pleger, de uitlokker en de medeplichtige kunnen worden beboet. – Op een onjuist verzoek om een voorlopige teruggaaf of een opzettelijk onjuist verzoek om herziening (in de inkomsten- of vennootschapsbelasting) staat een vergrijpboete. – Het opzettelijk niet betalen op aangifte (bijvoorbeeld van omzetbelasting) wordt strafbaar gesteld.

Invordering

– De aansprakelijkheidsregels bij toeslagen worden aangescherpt. Iedere derde die kan beschikken over een bankrekening waarop een te hoge toeslag of ten onrechte een toeslag is uitbetaald, kan aansprakelijk worden gesteld. De aanvrager wordt verplicht één bankrekeningnummer te gebruiken. De medebewoner kan aansprakelijk worden gesteld voor een terug te vorderen bedrag. Een en ander geldt ook als de derde of medebewoner in het buitenland woont. – De eenbankrekeningmaatregel geldt ook voor de inkomsten- en omzetbelasting. Om te voorkomen dat de maatregel wordt omzeild, geldt een verbod op het cederen of verpanden van het recht op een belastingteruggaaf. De maatregel geldt niet bij schuldhulpverlening. – Niet-gecertificeerde uitzendondernemingen (de uitlener) zijn, na inwerkingtreding van het depotstelsel, verplicht een depot aan te houden bij de ontvanger. In samenhang daarmee is de inlener van arbeidskrachten van een niet-gecertificeerde uitzendonderneming verplicht 35% van de factuursom, in rekening gebracht voor het ter beschikking stellen van die arbeidskrachten, te storten op de vrijwaringsrekening van de ontvanger ten behoeve van het depot van die uitzendonderneming.

Btw en overdrachtsbelasting

Afschaffen integratieheffing btw

De integratieheffing btw wordt afgeschaft. De integratieheffing is een correctie op de btw-heffing bij zelfvervaardiging van goederen.

Personenalarmering

De vrijstelling voor personenalarmeringsdiensten, die onder andere geldt voor niet-winstbeogende bejaardenoorden, wordt beperkt tot uitsluitend bewoners van de instelling. Dergelijke diensten verricht aan anderen dan bewoners van de instelling vallen dus niet langer onder de vrijstelling.

Overdrachtsbelasting en btw bij koop-/aannemingsovereenkomst

Eerder dit jaar heeft de Hoge Raad geoordeeld dat handelingen van aannemers met betrekking tot de overdracht van grond en de bouw van een appartement voor de btw als de levering van één onroerende zaak dienen te worden beschouwd. Bijgevolg is de verkrijger van een appartement geen overdrachtsbelasting verschuldigd over de volledige verkrijgingsprijs van het appartement waarover de leverancier al btw had betaald. Met dit arrest is een einde gekomen aan de mogelijkheid om in geval van zogenoemde koop-/aanneemovereenkomsten grond (anders dan een bouwterrein) vrij van btw over te dragen. Voor de heffing van overdrachtsbelasting bij de overdracht van grond bij koop-/aanneemovereenkomsten wordt voor lopende bouwprojecten overgangsrecht opgesteld dat zal worden neergelegd in een beleidsbesluit.
In het arrest DTZ Zadelhoff bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat bemiddelingsdiensten door een makelaar bij de verkoop van een onroerende zaak zijn vrijgesteld van omzetbelasting wanneer de verkoop gestalte krijgt in een aandelentransactie. De budgettair-nadelige gevolgen van dit arrest worden – ondanks de daartoe door de Btw-richtlijn geopende mogelijkheid – niet gerepareerd.

Overdrachtsbelasting

Participaties die minder dan een derde gedeelte van het belang vertegenwoordigen in beleggingsfondsen en fondsen voor collectieve belegging van effecten, die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, vallen niet langer in de heffing van de overdrachtsbelasting. Het gaat hierbij zowel om open als besloten fondsen. Hiermee wordt een ongelijkheid weggenomen die was ontstaan door een uitspraak van de Hoge Raad. De regeling voor de verkrijging van belangen in zogenoemde onroerendezaaklichamen wordt beperkt tot rechtspersonen.

Registratiewet

De registratie van notariële akten door de Belastingdienst wordt overgeheveld naar een elektronische registratie door de Koninklijke Notariële Broederschap. Partijen die betrokken zijn bij de notariële akte krijgen recht op inzage in de gegevens die over hun akte zijn geregistreerd. De tekst van de notariële akte zelf is alleen toegankelijk voor de notaris en de Belastingdienst

Motorrijtuigenbelasting

Herziening vrijstelling motorrijtuigenbelasting oldtimers

Vanaf 1 januari 2014 geldt een vrijstelling van MRB voor alle motorrijtuigen van 40 jaar en ouder. Daarnaast komt er een overgangsregeling voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar. Deze voertuigen komen in aanmerking voor een kwarttarief in de MRB over het gehele kalenderjaar met een maximum van € 120 onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt. Personen- en bestelauto’s op diesel of LPG van 26 jaar en ouder maar die nog geen 40 jaar oud zijn komen niet in aanmerking voor de overgangsregeling. Voor deze auto’s geldt geen overgangsrecht en dat betekent dat voor deze auto’s het volle MRB-tarief verschuldigd is.

Motorrijtuigenbelasting en buitenlandse kentekens

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: MRB) wordt uitgebreid met een woonplaatsvermoeden, waarbij iemand voor toepassing van de MRB geacht wordt inwoner van Nederland te zijn indien hij zich heeft ingeschreven in de GBA of zich daarvoor had moeten inschrijven. Aldus kan hij onderworpen worden aan de MRB. Deze maatregel is bedoeld om te voorkomen dat feitelijk in Nederland wonende natuurlijke personen met een buitenlands kenteken buiten de heffing van de MRB blijven. Het moment van de verschuldigdheid van de belasting en de aanvang van de belastingplicht worden – eveneens bij fictie – gesteld op de datum waarop de houder van het kenteken zich heeft ingeschreven of had moeten inschrijven in de GBA. De mogelijkheden tot naheffing van de MRB worden verruimd en ook wordt het mogelijk om een verzuimboete op te leggen. Verder zal een sterke intensivering van de feitelijke controle van voertuigen met een buitenlands kenteken plaatsvinden.

Accijns

Verhoging accijns op alcoholhoudende producten

Verhoging accijns 5,75% voor alle alcoholhoudende dranken.

Verhoging verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken

De belasting op limonade wordt verhoogd van 5,5 cent per liter naar 7,59 cent per liter en de belasting op onder meer vruchtensap en mineraalwater wordt verhoogd van 4,13 cent per liter naar 5,7 cent per liter.

Verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken

In de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken wordt een vrijstelling van verbruiksbelasting geïntroduceerd tot een hoeveelheid van 12.000 liter vruchten- of groentesap per jaar dat wordt vervaardigd buiten een officiële ‘inrichting’. Bovendien wordt tot deze hoeveelheid sap een ontheffing verleend voor het vergunningsvereiste.
De belastingrenteregeling gaat ook gelden voor de heffing van verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken, voor zover sprake is van belastingschulden die op of na 1 januari 2013 zijn ontstaan.

Verhoging accijns op tabaksproducten

De in het regeerakkoord voorziene accijnsverhoging op tabaksproducten van 9 cent per pakje sigaretten van 19 stuks en pakje shag van 40 gram wordt uitgesteld tot 1 januari 2015.

Verhoging accijns op diesel en LPG

De accijns van diesel wordt, naast de jaarlijkse inflatiecorrectie, verhoogd met 3 cent per liter, terwijl de accijns van LPG wordt verhoogd met 7 cent per liter. Voor LNG wordt voor de jaren 2014 tot en met 2018 een tijdelijke stimulering voorgesteld in de vorm van een gedeeltelijke teruggaaf van accijns, zijnde een vast bedrag van € 125 per 1000 kg, over een periode van vijf jaar zonder toepassing van de jaarlijkse inflatiecorrectie. Tevens verhoging drempelbedrag accijns van minerale oliën.

Accijns voor minerale oliën

De mogelijkheid tot teruggaaf van accijns voor minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit wordt verruimd.

Belasting op leidingwater

De belasting op leidingwater wordt niet langer geheven voor afzonderlijke watervoorzieningen, tenzij de betrokken leverancier in totaal via ten minste 1000 aansluitingen leidingwater levert.

Energiebelasting

Begunstiging lokaal duurzaam opgewekte energie

Invoering van een verlaagd tarief in de eerste schijf in de energiebelasting op elektriciteit (voorgestelde belastingkorting 7,5 cent/kWh excl. btw) voor kleinschalige, duurzame opwekking van energie (bijvoorbeeld zonne-energie) waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen. Het verlaagde tarief is alleen bedoeld voor collectieve opwekking door en ten behoeve van particuliere kleinverbruikers. Voor de handhaving is het van belang om de collectieve opwekking vorm te geven via een rechtspersoon (coöperatie of vereniging van eigenaars), waarmee energiebedrijven contracten kunnen sluiten en die eventueel kan worden aangesproken als niet aan de voorwaarden voor het verlaagde tarief wordt voldaan.

Wet op de internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen

De kennisgeving vooraf bij het spontaan of op verzoek internationaal uitwisselen van inlichtingen wordt per 1 januari 2014 afgeschaft. Deze wetswijziging zal ook worden doorgevoerd in de Belastingwet BES, waarin eveneens voorschriften inzake de uitwisseling van informatie zijn opgenomen. Het betreft hier een kennisgeving aan degene die de informatie heeft verstrekt. Daarmee wordt de regeling gelijk getrokken met die van automatische uitwisseling van informatie, waarbij evenmin een dergelijke kennisgeving plaatsvindt. Degene op wie de verstrekte informatie betrekking heeft, wordt overigens nooit vooraf ingelicht.