Op 1 juli jl. stuurde Staatssecretaris Wiebes de langverwachte brief met oplossingsrichtingen voor het pensioen in eigen beheer naar de Tweede Kamer. Welk alternatief het ook wordt, iedere DGA heeft behoefte aan advies rondom de gekozen oplossingsrichting. Welke adviseur is echt in staat de DGA hierin te begeleiden en pakt de handschoen op?

In zijn brief maakt Wiebes een vergelijking tussen de oudedagsbestemmingsreserve en oudedagssparen. Uiteindelijk moet de Tweede Kamer volgens Wiebes dus een keuze maken tussen een van deze twee alternatieven. Onderstaand licht ik een aantal verschillen tussen beide varianten kort toe.

In beide alternatieven brengt de BV ieder jaar een bedrag ten laste van de winst. Dit bedrag is afgeleid van het salaris. Het bedrag komt dan als oudedagsbestemmingsreserve of oudedagsspaarverplichting op de balans. Dit bedrag wordt dus niet actuarieel bepaald.

Wiebes heeft zelf een sterke voorkeur voor oudedagssparen. Het verschil tussen beide oplossingsrichtingen zit hem in het feit dat bij oudedagssparen sprake is van een juridisch afdwingbare verplichting en bij een oudedagsbestemmingsreserve niet. Dit betekent volgens Wiebes dat bij oudedagssparen onder andere de positie van de partner sterker is en de heffings- en invorderingsmogelijkheden van de fiscus bij emigratie beter zijn.

Commercieel-fiscaal
Omdat bij oudedagssparen sprake is van een juridisch afdwingbare verplichting, komt deze op de balans tot uitdrukking als vreemd vermogen. De fiscale en commerciële waardering is daarom in de opbouwfase en de uitkeringsfase gelijk. Bij de oudedagsbestemmingsreserve is sprake van een reserve en dus eigen vermogen. Commercieel komt de reserve hoogstwaarschijnlijk in de opbouwfase niet tot uitdrukking op de balans. Hooguit komt op de commerciële balans een post latente belastingclaim te staan. De oudedagsbestemmingsreserve is immers fiscaal beclaimd. Wiebes wil graag af van de verschillen in commerciële en fiscale waardering, zodat ook op dit punt oudedagssparen de voorkeur heeft.

Voordeel is ten slotte nog dat in geval van oudedagssparen duidelijker is wat de mogelijkheden zijn om dividend uit te keren. Commercieel is er sprake van een schuld. Op de balans kun je eenvoudig een onderscheid maken tussen oudedagssparen en eigen vermogen. Het eigen vermogen mag dan als dividend worden uitgekeerd.

Uitkeringsfase
In beide alternatieven is sprake van een verplicht moment waarop de uitkeringsfase ingaat. Dit verplicht moment is gekoppeld aan de AOW gerechtigde leeftijd. Bij beide alternatieven mag het opgebouwde kapitaal afgestort worden naar bank of verzekeraar, maar mag de BV ook zelf de uitkeringen doen. Bij een uitkering vanuit de eigen BV moet periodieke uitkering minimaal 20 jaar lopen. Bij een ingangsdatum voor de AOW gerechtigde leeftijd moet de uitkering minimaal 20 jaar plus het aantal jaren dat de uitkering eerder ingaat lopen.

Partner
Bij oudedagssparen is sprake van een juridisch afdwingbare verplichting en dus is volgens Wiebes de positie van de partner sterker. In beide alternatieven is geen sprake meer van pensioen. De wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) is in beide alternatieven niet van toepassing. Oudedagssparen kan eventueel door middel van een wetswijziging wel in de WVPS worden opgenomen. In beide situaties kan in de opbouwfase het overlijdensrisico extern ondergebracht worden.

Bij omzetting van de huidige pensioenverplichting in oudedagssparen of een oudedagsbestemmingsreserve moet de (ex) partner mee tekenen. De fiscale waarde wordt één op één omgezet zonder heffing van loon- of vennootschapsbelasting. Feitelijk is dus sprake van afzien van een deel van de pensioenrechten waarmee de partner moet instemmen.

Als de pensioenvoorziening niet wordt omgezet blijft de pensioenvoorziening onder de huidige wet- en regelgeving in stand. Verdere dotatie is niet meer mogelijk. Wel mag de DGA voor de toekomst opbouwen in oudedagssparen of een oudedagsbestemmingsreserve.

Ingangsdatum
Wiebes streeft ernaar om het uiteindelijk gekozen alternatief op 1 januari 2016 in te voeren. Hij geeft wel toe dat zorgvuldigheid belangrijk is en sluit daarom niet uit dat de invoering op een later tijdstip plaatsvindt. In zijn brief geeft Wiebes nog aan dat uitfasering van pensioen in eigen beheer met een overgangsregeling tot de mogelijkheden behoort. Hij werkt deze mogelijkheid niet verder uit, maar geeft aan dat verdere uitwerking mogelijk is als de Tweede Kamer hier prijs op stelt.

In de praktijk
Invoering van een van de oplossingsrichtingen maakt u als adviseur niet werkloos. Integendeel, een goed onderbouwd advies is en blijft voor de DGA van groot belang. Een advies dat altijd begint met een gedegen financiële planning voor de DGA. Vervolgens zijn er een aantal vragen die u met de DGA en eventueel zijn partner moet beantwoorden:

  • Het in beeld brengen van de huidige financiële positie laat zien of de huidige eigen beheer voorziening aanwezig is in de BV. Dit geeft de DGA eindelijk inzicht in zijn pensioen en de reële mogelijkheden voor zijn oudedag. Kan en moet nu al worden bijgestuurd? Hoe denkt de DGA zelf over zijn oudedagsvoorziening? Ziet hij bijvoorbeeld zijn bedrijfspand als oudedagsvoorziening en wil een eventuele opvolger dit pand wel huren of kopen?
  • Aan de hand van het inzicht dat de DGA uit zijn financiële planning krijgt, kan hij de vraag beantwoorden of hij wel moet kiezen voor oudedagssparen of de oudedagsbestemmingsreserve. Hij kan zijn oudedagsvoorziening ook opbouwen in box 3 of kiezen voor dividend uit zijn BV na pensionering;
  • Kiest de DGA voor het nieuwe alternatief? Moet de huidige pensioenvoorziening dan worden omgezet in het nieuwe alternatief?
  • Hoe vult de adviseur daarbij de zorgplicht richting de eventuele partner in? Is het wellicht beter dat een andere adviseur de partner vertegenwoordigt?
  • Is het overlijdensrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico in voldoende mate afgedekt?
  • Nu er weer dividendruimte ontstaat, is het interessant dividend uit te keren of kan de DGA de liquiditeiten beter in de BV laten? De vraag of de DGA beter in privé of in zijn BV kan beleggen blijft dus actueel.
  • Hoe zorgt de BV ervoor dat straks voldoende middelen in de BV aanwezig zijn voor de uitkeringsfase? Wil de DGA afstorten of verzorgt de BV zelf voor een uitkering?

Kortom, genoeg werk dus voor de adviseur. In de komende maanden willen wij u hierbij helpen. In workshops willen wij u niet alleen inhoudelijk op de hoogte brengen, maar willen wij u ook concrete tips geven die u in uw advies kunt toepassen.

Over de auteur:
Mr. Hans Dekker FFP is opleidingsprofessional en docent bij Dukers & Baelemans. Hij houdt zich met name bezig met het onderwerp toekomstvoorzieningen.